Ik gluur over de rand van het bureau. Als ik me heel klein maak en naar links leun, kan ik een stukje de gang in kijken. Niets te zien. We zitten op een strategische plek: helemaal aan het eind van het kantoor, zodat we maar vanaf één kant aangevallen kunnen worden. Een lange, kale gang leidt naar onze schuilplaats, wat ons de gelegenheid geeft de indringers ruim van tevoren te spotten. Ik tik soldaat Mulder aan.
‘Zie jij iets, soldaat?’
‘Niets, sergeant.’
‘Blijf op je hoede, soldaat.’
Voorzichtig schuifel ik een stuk achteruit, richting de hoek van de kamer. Hier heb ik de ruimte om na te denken. Waar is de vijand? Zijn we doelwit van een goed doordachte interventie? Het zou niet de eerste keer zijn dat we ten prooi vallen aan de plannen van de tegenstander zonder ook maar iets door te hebben. Oplettendheid is van levensbelang. Soldaat Mulder loert met toegeknepen ogen over het bureau, de loop van zijn doorgeladen lineaal op de deur gericht. Het was een goed idee om soldaat Mulder in het team te nemen. Hoewel ik het liefst alle regie in handen houdt, is soldaat Mulder een vaardige, gehoorzame en bovendien betrouwbare kompaan. Niets one man army, teamwork. Ik zie dat soldaat Mulder tot de tanden bewapend is. Naast zijn doorgeladen lineaal, heeft hij een nietmachine voor het korte werk, een brievenopener voor noodsituaties en aan zijn diagonaal omgeknoopte en camouflerende stropdas hangen vijf papiergranaten.
‘Volgens mij zag ik iets, sergeant,’ fluistert soldaat Mulder plotseling.
Onmiddellijk kruip ik terug achter onze barricade en trek mijn wapen. Nu begint het.
‘Wat zag je?’
‘Ik dacht dat ik een glimp van een schoen zag. Een bruine.’
‘Ah, dat zijn de jongens van de tweede verdieping. Ik had het kunnen weten, soldaat.’
Een moment daarna schiet er een witte vlek door ons gezichtsveld. Via de muur valt een propje papier vlak voor onze barricade. De pin is eruit.
‘Granaaaaat!’ schreeuw ik en ik duik naar de grond, terwijl ik soldaat Mulder meetrek.
Het geluid is oorverdovend. Een ongelooflijke knal, die in het hele gebouw te horen moet zijn, maakt één grote chaos van onze kamer. Ik krijg het bureau in mijn rug en papier en paperclips suizen door de ruimte als meteorieten door het heelal. Achter ons trilt het raam vervaarlijk. Een kunststof plaat valt uit het plafond en boort zich in de vloerbedekking, net naast de plek waar soldaat Mulder zijn pols laat rusten. Als de stof is opgetrokken trek ik soldaat Mulder overeind.
‘Soldaat Mulder! Soldaat! We worden aangevallen.’
Onwillekeurig grijpt soldaat Mulder naar zijn wapen, maar tast mis. Ik geef hem de lineaal aan en fluister hem mijn orders toe:
‘We hebben tijd nodig om de tegenaanval te organiseren. Gooi deze flitsgranaat, dan zuiver ik de gang.’
Soldaat Mulder lijkt van de ergste schrik bekomen en knikt zelfverzekerd.
‘Zeker, sergeant.’
‘Goed, soldaat. Op drie.’
Ik tel zacht tot drie. De flitsgranaat beschrijft dezelfde lijn als de handgranaat van zojuist en kom met een doffe plof in de gang terecht. Wanneer de flitsgranaat ontploft, hoor ik nog net iemand flashbaaang! roepen, daarna beginnen mijn oren verschrikkelijk te piepen. Dit kan niets anders dan een voltreffer zijn. Ik kom razendsnel achter het bureau vandaan en ren de hoek om, de gang in. Ik verwacht minstens twee vijanden, als het er niet meer zijn, maar alles wat ik zie is een gesneuveld schilderijtje en wat glasscherven. De granaat ligt na te roken in de gang. Een goede worp van soldaat Mulder, maar tevergeefs. Met mijn wapen in de aanslag loop ik achteruit door de gang, terug naar onze kamer.
‘Ze zijn ontkomen, soldaat Mulder.’
‘Dat spijt me, meneer.’
‘We hebben geen tijd om te balen, soldaat. De vijand kan de aanval elk moment voortzetten.We zitten dan wel op een strategische plek, toch zijn we momenteel vrijwel ingesloten. We moeten vechten voor wat we waard zijn. Schuif jouw bureau ook hierheen, soldaat. We gebruiken het als tweede barricade.’
‘Ja, sergeant.’
Soldaat Mulder begint te slepen met het bureau en kantelt het zo, dat onze frontlinie over de hele breedte beschermd is. Ondertussen heb ik tijd om mijn meesterbrein het winnende plan te laten bedenken. De veldslagen die ik vanuit verslagen positie heb weten om te zetten in een klinkende victorie, zijn al lang niet meer op één hand te tellen. Ik weet dat soldaat Mulder op me rekent. Maar ik weet ook dat we in een benauwde situatie zitten. In een dergelijke positie zijn we nog nooit gebracht, we zijn alle initiatief kwijt.
Daar ligt de sleutel tot succes: we moeten het initiatief zien terug te pakken.
‘Soldaat Mulder. Ik wil dat jij kamer 307 inneemt, hiernaast.’
‘Sergeant, dat is levensgevaarlijk. We weten niet waar de vijand zich bevindt.’
‘Dat weet ik, soldaat. Maar we moeten de regie in handen zien te krijgen en daarvoor moeten we koste wat het kost ons territorium uitbreiden.’
Soldaat Mulder kijkt me met frisse tegenzin aan en ik weet dat ik een beroep op hem kan doen.
‘Check je wapens, zorg voor een goed pantser en pas goed op.’
Soldaat Mulder snuift en grijpt de lineaal. Hij loopt naar de deur, trekt het kartonnen beschermingsvest over zijn hoofd en tikt met zijn vlakke hand heel even de zijkant van zijn hoofd aan. Ik doe hetzelfde. Daarna verdwijnt soldaat Mulder om de hoek, op weg naar zijn eerste glorie. Zelf pak ik vijf A4’tjes uit de brandkast en verfrommel ze tot handgranaten. Ik teken er een pin op en rijg ze vervolgens aan mijn stropdas. Ik check of mijn wapen doorgeladen is en steek, evenals soldaat Mulder, een brievenopener tussen mijn been en mijn broek. Ik ben voorbereid op wat er dan ook komen gaat.
Een afgrijselijk geschreeuw vult plotseling de gang en als een stortvloed van geluid rolt het de kamer binnen. Het lijkt alsof er een heel leger de gang in stormt en alles en iedereen op zijn weg verbrijzelt en vertrapt. Het schelle geluid van wapen op wapen is wat volgt, nog steeds onder begeleiding van geschreeuw. Met een beetje moeite kan ik de stem van soldaat Mulder destilleren uit de oplossing van klanken. Soldaat Mulder zal toch niet in een hinderlaag gelopen zijn? Dan klinkt een geweerschot. Een akelig geklaag, een zacht kreunen en daarna niets meer. Hoewel mijn hart als een idioot tekeer gaat, houd ik mijn mond. Het zou onverantwoord zijn om nu te laten merken dat ik hier zit, ook als soldaat Mulder zojuist in een hinderlaag gelopen en gedood is. Mijn hersenen werken op volle toeren. Terwijl ik naar de deur kijk, zie ik weer een witte vlek de hoek om vliegen. Ditmaal laat ik me niet verrassen. Ik spring over de bureaus, zie de ontpinde granaat en twijfel geen moment. Ik pak het ding van de vloer en in één beweging door slinger ik de prop terug. Vrijwel meteen nadat de granaat de hoek om verdwijnt, gaat hij af. Afgezien van de knal, blijft het stil in de gang. Voorzichtig gluur ik om de hoek van de deur. Waarvoor ik al vreesde, blijkt waarheid te zijn: soldaat Mulder ligt even verderop voor de deur van kamer 307, een schotwond ter hoogte van zijn borst en de ogen weggedraaid naar de hemel. Het spijt me dat ik niets meer voor hem kan doen. Meer tijd om na te denken, krijg ik niet. Aan het eind van de gang verschijnt een lange man met bruine schoenen. De vijand, schiet het door mijn hoofd. In minder dan een seconde neem ik de man in me op: gladgeschoren kaaklijn, duur horloge, geërgerde blik en in zijn hand, jawel, een witte prop. Als een haas verdwijn ik in mijn kamer en trek twee granaten van mijn stropdas. Ik trek de pin eruit en zonder aarzelen gooi ik de eerste granaat de gang in. Kort daarna ontpin ik ook de andere en gooi die erachteraan. Twee explosies volgen elkaar in korte tijd. Met een beetje geluk is de vijand gesneuveld, in het slechtste geval wordt dit een man-tot-man-gevecht. Ik kruip achter het bureau. Een licht gevoel van paniek maakt zich van mij meester als ik voetstappen hoor naderen. Eindigt het dan hier? Geruisloos trek ik nog een granaat en leg die alvast klaar. De loop van mijn lineaal richt ik op de deur. Een onberispelijke gedaante vult het gat van de deur.
‘Van Beek! Wat heeft dit te betekenen? Waarom gooi je propjes door de gang? Ik krijg klachten van collega’s dat er legertje gespeeld wordt. We hadden toch afgesproken dat we dat niet meer zouden doen? Je werkt verdomme bij een verzekeringsmaatschappij, Van Beek!’
‘Sorry, meneer de directeur.’
‘En waarom ligt Mulder met zijn tong uit zijn bek overdwars in het gangpad?’
‘Zie jij iets, soldaat?’
‘Niets, sergeant.’
‘Blijf op je hoede, soldaat.’
Voorzichtig schuifel ik een stuk achteruit, richting de hoek van de kamer. Hier heb ik de ruimte om na te denken. Waar is de vijand? Zijn we doelwit van een goed doordachte interventie? Het zou niet de eerste keer zijn dat we ten prooi vallen aan de plannen van de tegenstander zonder ook maar iets door te hebben. Oplettendheid is van levensbelang. Soldaat Mulder loert met toegeknepen ogen over het bureau, de loop van zijn doorgeladen lineaal op de deur gericht. Het was een goed idee om soldaat Mulder in het team te nemen. Hoewel ik het liefst alle regie in handen houdt, is soldaat Mulder een vaardige, gehoorzame en bovendien betrouwbare kompaan. Niets one man army, teamwork. Ik zie dat soldaat Mulder tot de tanden bewapend is. Naast zijn doorgeladen lineaal, heeft hij een nietmachine voor het korte werk, een brievenopener voor noodsituaties en aan zijn diagonaal omgeknoopte en camouflerende stropdas hangen vijf papiergranaten.
‘Volgens mij zag ik iets, sergeant,’ fluistert soldaat Mulder plotseling.
Onmiddellijk kruip ik terug achter onze barricade en trek mijn wapen. Nu begint het.
‘Wat zag je?’
‘Ik dacht dat ik een glimp van een schoen zag. Een bruine.’
‘Ah, dat zijn de jongens van de tweede verdieping. Ik had het kunnen weten, soldaat.’
Een moment daarna schiet er een witte vlek door ons gezichtsveld. Via de muur valt een propje papier vlak voor onze barricade. De pin is eruit.
‘Granaaaaat!’ schreeuw ik en ik duik naar de grond, terwijl ik soldaat Mulder meetrek.
Het geluid is oorverdovend. Een ongelooflijke knal, die in het hele gebouw te horen moet zijn, maakt één grote chaos van onze kamer. Ik krijg het bureau in mijn rug en papier en paperclips suizen door de ruimte als meteorieten door het heelal. Achter ons trilt het raam vervaarlijk. Een kunststof plaat valt uit het plafond en boort zich in de vloerbedekking, net naast de plek waar soldaat Mulder zijn pols laat rusten. Als de stof is opgetrokken trek ik soldaat Mulder overeind.
‘Soldaat Mulder! Soldaat! We worden aangevallen.’
Onwillekeurig grijpt soldaat Mulder naar zijn wapen, maar tast mis. Ik geef hem de lineaal aan en fluister hem mijn orders toe:
‘We hebben tijd nodig om de tegenaanval te organiseren. Gooi deze flitsgranaat, dan zuiver ik de gang.’
Soldaat Mulder lijkt van de ergste schrik bekomen en knikt zelfverzekerd.
‘Zeker, sergeant.’
‘Goed, soldaat. Op drie.’
Ik tel zacht tot drie. De flitsgranaat beschrijft dezelfde lijn als de handgranaat van zojuist en kom met een doffe plof in de gang terecht. Wanneer de flitsgranaat ontploft, hoor ik nog net iemand flashbaaang! roepen, daarna beginnen mijn oren verschrikkelijk te piepen. Dit kan niets anders dan een voltreffer zijn. Ik kom razendsnel achter het bureau vandaan en ren de hoek om, de gang in. Ik verwacht minstens twee vijanden, als het er niet meer zijn, maar alles wat ik zie is een gesneuveld schilderijtje en wat glasscherven. De granaat ligt na te roken in de gang. Een goede worp van soldaat Mulder, maar tevergeefs. Met mijn wapen in de aanslag loop ik achteruit door de gang, terug naar onze kamer.
‘Ze zijn ontkomen, soldaat Mulder.’
‘Dat spijt me, meneer.’
‘We hebben geen tijd om te balen, soldaat. De vijand kan de aanval elk moment voortzetten.We zitten dan wel op een strategische plek, toch zijn we momenteel vrijwel ingesloten. We moeten vechten voor wat we waard zijn. Schuif jouw bureau ook hierheen, soldaat. We gebruiken het als tweede barricade.’
‘Ja, sergeant.’
Soldaat Mulder begint te slepen met het bureau en kantelt het zo, dat onze frontlinie over de hele breedte beschermd is. Ondertussen heb ik tijd om mijn meesterbrein het winnende plan te laten bedenken. De veldslagen die ik vanuit verslagen positie heb weten om te zetten in een klinkende victorie, zijn al lang niet meer op één hand te tellen. Ik weet dat soldaat Mulder op me rekent. Maar ik weet ook dat we in een benauwde situatie zitten. In een dergelijke positie zijn we nog nooit gebracht, we zijn alle initiatief kwijt.
Daar ligt de sleutel tot succes: we moeten het initiatief zien terug te pakken.
‘Soldaat Mulder. Ik wil dat jij kamer 307 inneemt, hiernaast.’
‘Sergeant, dat is levensgevaarlijk. We weten niet waar de vijand zich bevindt.’
‘Dat weet ik, soldaat. Maar we moeten de regie in handen zien te krijgen en daarvoor moeten we koste wat het kost ons territorium uitbreiden.’
Soldaat Mulder kijkt me met frisse tegenzin aan en ik weet dat ik een beroep op hem kan doen.
‘Check je wapens, zorg voor een goed pantser en pas goed op.’
Soldaat Mulder snuift en grijpt de lineaal. Hij loopt naar de deur, trekt het kartonnen beschermingsvest over zijn hoofd en tikt met zijn vlakke hand heel even de zijkant van zijn hoofd aan. Ik doe hetzelfde. Daarna verdwijnt soldaat Mulder om de hoek, op weg naar zijn eerste glorie. Zelf pak ik vijf A4’tjes uit de brandkast en verfrommel ze tot handgranaten. Ik teken er een pin op en rijg ze vervolgens aan mijn stropdas. Ik check of mijn wapen doorgeladen is en steek, evenals soldaat Mulder, een brievenopener tussen mijn been en mijn broek. Ik ben voorbereid op wat er dan ook komen gaat.
Een afgrijselijk geschreeuw vult plotseling de gang en als een stortvloed van geluid rolt het de kamer binnen. Het lijkt alsof er een heel leger de gang in stormt en alles en iedereen op zijn weg verbrijzelt en vertrapt. Het schelle geluid van wapen op wapen is wat volgt, nog steeds onder begeleiding van geschreeuw. Met een beetje moeite kan ik de stem van soldaat Mulder destilleren uit de oplossing van klanken. Soldaat Mulder zal toch niet in een hinderlaag gelopen zijn? Dan klinkt een geweerschot. Een akelig geklaag, een zacht kreunen en daarna niets meer. Hoewel mijn hart als een idioot tekeer gaat, houd ik mijn mond. Het zou onverantwoord zijn om nu te laten merken dat ik hier zit, ook als soldaat Mulder zojuist in een hinderlaag gelopen en gedood is. Mijn hersenen werken op volle toeren. Terwijl ik naar de deur kijk, zie ik weer een witte vlek de hoek om vliegen. Ditmaal laat ik me niet verrassen. Ik spring over de bureaus, zie de ontpinde granaat en twijfel geen moment. Ik pak het ding van de vloer en in één beweging door slinger ik de prop terug. Vrijwel meteen nadat de granaat de hoek om verdwijnt, gaat hij af. Afgezien van de knal, blijft het stil in de gang. Voorzichtig gluur ik om de hoek van de deur. Waarvoor ik al vreesde, blijkt waarheid te zijn: soldaat Mulder ligt even verderop voor de deur van kamer 307, een schotwond ter hoogte van zijn borst en de ogen weggedraaid naar de hemel. Het spijt me dat ik niets meer voor hem kan doen. Meer tijd om na te denken, krijg ik niet. Aan het eind van de gang verschijnt een lange man met bruine schoenen. De vijand, schiet het door mijn hoofd. In minder dan een seconde neem ik de man in me op: gladgeschoren kaaklijn, duur horloge, geërgerde blik en in zijn hand, jawel, een witte prop. Als een haas verdwijn ik in mijn kamer en trek twee granaten van mijn stropdas. Ik trek de pin eruit en zonder aarzelen gooi ik de eerste granaat de gang in. Kort daarna ontpin ik ook de andere en gooi die erachteraan. Twee explosies volgen elkaar in korte tijd. Met een beetje geluk is de vijand gesneuveld, in het slechtste geval wordt dit een man-tot-man-gevecht. Ik kruip achter het bureau. Een licht gevoel van paniek maakt zich van mij meester als ik voetstappen hoor naderen. Eindigt het dan hier? Geruisloos trek ik nog een granaat en leg die alvast klaar. De loop van mijn lineaal richt ik op de deur. Een onberispelijke gedaante vult het gat van de deur.
‘Van Beek! Wat heeft dit te betekenen? Waarom gooi je propjes door de gang? Ik krijg klachten van collega’s dat er legertje gespeeld wordt. We hadden toch afgesproken dat we dat niet meer zouden doen? Je werkt verdomme bij een verzekeringsmaatschappij, Van Beek!’
‘Sorry, meneer de directeur.’
‘En waarom ligt Mulder met zijn tong uit zijn bek overdwars in het gangpad?’
baas
BeantwoordenVerwijderenHet feit dat je nog nooit op een kantoor gewerkt hebt blijkt alleen uit de titel. Het had vrijdagmiddag moeten heten. Weiters Briljant!
BeantwoordenVerwijderenPozor.