Gekrenkt en vernederd
Tot op het bot
Vrezend op vervolg
Gevlucht
In het duister
Naarstig zoekend naar verlichting
In de Duisternis
Gedreven door de nacht
Verbannen uit vertrouwde omgeving
Dwalend door wouden
Van naargeestige eiken
Bladeren ritselend
In de huilende wind
Zielloos alleen
In de steek gelaten
Door geliefde
Toch weifelend
Voortschrijdend
Door dorre bladeren
Op zoek naar genegenheid
Maar ver te zoeken
Rondstruinend
Verschijnt
Dauw op bladeren
En takken,
Voorschijnselen
Van de ochtendglore
Het begin
Van een nieuwe oorsprong
Bundels van licht
Vinden hun weg
Door gebladerte
En ontfermen zich
Over hem die zocht
Damp
Rijzend vanuit het woud
Tekent de vroege morgen
Bomenrijen verminderen
Het loo lost op
En daarmee verscheen
Vrijheid en geluk
Zonnestralen lachen
Breed en stralend
Hem verwarmende
Die bleef lopen tot de zon kwam
Een gedicht wordt niet beter, naarmate het aantal enters hoger wordt!
BeantwoordenVerwijderenDaar ben ik het roerend mee eens, H. Peeters. Maar persoonlijk vind ik lange zinnen niet zo mooi, vandaar. Maar dat is natuurlijk voor iedereen anders.
BeantwoordenVerwijderenwho cares, mooi geschreven...complimentje kan er bij mij wel af:)
BeantwoordenVerwijderenik doe mee:)
BeantwoordenVerwijderenHet laatste licht.
de Zon verliest aan het einde van elke dag zijn kracht.
Hij wordt doffer en rondom wordt het donker.
De sterren grijpen hun kans en worden langzaam zichtbaar.
De Zon is de Zon niet meer.
Onze straten worden gevuld met Maanlicht en Stilte.
Een Stilte die niet doorbroken wordt,
totdat de Zon de verleiding,
vergelijkbaar met die om een kaars uit te blazen,
om de Sterren te doven en de Maan weer weg te drukken,
niet meer kan weerstaan.
Terwijl de Maan vlucht voor de arrogantie van de Zon,
volgt de Stilte haar om haar te troosten.
Het Lawaai komt uit een andere hoek en bedankt de Zon.
Ondanks het heroveren van de macht lijkt de Zon teleurgesteld.
In zichzelf.
Weer heeft hij de Maan vernederd.
Wederom probeerde hij de andere zijde van de Aarde te bereiken,
waar alles,
onder het rustige licht van de Sterren en het toeziende oog van de Maan,
veel mooier, rustiger en vreedzamer schijnt te zijn.
Weer heeft hij de aansporingen van het Lawaai niet kunnen negeren.
Toch lijkt de Zon deze winter beter bestand tegen de verleiding.
De nachten lijken langer te duren en duren wellicht ook wel langer.
Misschien weet de Zon vannacht alle verleiding te weerstaan en blijft de Morgen,
Die het Licht en het Lawaai met zich mee brengt,
wel uit.
De maan staat er met de minuut gelukkiger bij,
zij zal wel dezelfde hoop koesteren als ik.
De hoop wordt heel langzaam opgebouwd,
maar verdwijnt met de snelheid van licht.
Eerst een kleine flikkering die zich als kippenvel over de Maan verplaatst.
Een bekende weerspiegeling van licht in de plassen op straat.
Iets later verblind het Licht mijn Kamer.
Ze dringt binnen via de Ramen
Die niet beschermd waren door haar gordijnen.
Nog moe van de laatste keer dat ik de zon heb gezien,
sta ik op.
Strategisch plaats ik de gordijnen voor het raam.
Nu is alles weer goed.
Bijna alles weer goed.
De Kou in mijn kamer trekt aan mijn voeten.
Even snel als de Maan vlucht ik voor mijn vijand.
Ooit zal ik helaas moeten vechten,
Want mijn bed zal mij niet eeuwig beschermen.
De Maan zal mijn voorbeeld moeten volgen,
Als zij ooit nog gelukkig wilt zijn