Glinsterende druppels rood
Vallen traag over de treden
Van marmer beigewit komt dood
Geslopen naar de hal beneden
‘t Weerklinken van macaber sap
Dreigt schrijnend door sigarenrook
Een vrouw zet thans haar eerste stap:
De sluier van ’t jonge spook
Terwijl de balzaal wordt verroerd
Door feestgeruis en jazzmuziek
Wordt de dame hoog gevoerd
Vreemd bezeten door paniek
Ze opent een deur, doch aarzelt even
Stapt binnen, ziet het vliedend rood
Met één been staat ze in het leven
Het ander bij de koele dood
Beneden hoort ze dronken monden
Vlamt het haardvuur zorgeloos
Beneden zijn de zeven zonden
Hier is ’t lichaam zwijgend broos
Ze treedt naar hem toe, doch aarzelt even
Luistert aan zijn borst bloedrood
Met één oor hoort ze ’t vaste leven
Het ander ligt aan ‘t vliedend’ dood
En waar geen ritmischer geluid
Ontstijgt vanuit zijn lijf ontbloot
Klinkt diep onhoorbaar in zijn huid
Nog jammerend een dolkenstoot
Nog jammerend een dolkenstoot
Geen opmerkingen:
Een reactie posten